top of page

Klein publiek gedrag

Dag van de architectuur. locatie: Air. De vrouw in de rode jas is een actrice die het gedrag van de mensen probeert te beïnvloeden.

Dag van de architectuur. locatie: Fenixloodsen

Onderzoek naar gedrag in de publieke ruimte i.s.m.

Floor van Ditzhuyzen en Sander van der Ham.

 

Iedere ruimte lokt een uniek gedragspatroon uit bij gebruikers. Welk gedrag het meest voorkomt kan van allerlei factoren afhangen. De inrichting van de ruimte is daar een belangrijke van. De inrichting verklaart vaak dat mensen zich op het ene plein anders gedragen dan op het andere. De Amerikaanse stadssocioloog en onderzoeker William H. Whyte deed in de jaren ‘70 onderzoek in New York naar deze vraag. Hij vroeg zich af waarom het ene plein wel werkte en het andere juist niet. Hij liet daarbij nauwkeurig zien hoe de inrichting van de ruimte het gebruik en gedrag kan bepalen.

Zijn onderzoek “The social life of small urban spaces” liet zien dat met de juiste interventies stedelijke ruimten plotseling van karakter kunnen veranderen en andersoortig spontaan gebruik en gedrag kunnen oproepen.

 

Dichter bij huis was de Nederlander Van Klingeren ook bezig met ruimte en gedrag. Zijn ontwerp voor de Meerpaal en ideeën over “ontklonteren en het dientengevolge ontstaan van hinder gaven aanleiding opnieuw naar de potentie van de publieke ruimte te kijken. Van Klingeren: “Hinder is immers ook een vorm van contact die kan uitlopen in vriendschap, of in vijandschap en alles wat daartussen ligt.”

 

Slechts twee voorbeelden van vele ontwerpers, onderzoekers e.d. waarvan we het werk bestudeerd hebben. Onderdeel van onze studie was het in de praktijk testen van de “klassieke” ontwerpopvattingen en onderzoeken wat de verschillen met het heden zijn. Natuurlijk is de publieke ruimte veranderd met de introductie van de mobiele telefoon. Maar bijvoorbeeld ook het rookverbod en de intrede van ledverlichting zijn aspecten die onderzocht zijn.

 

We hebben dit gedaan door action research te doen naar klein publiek gedrag.

 

Dag van de architectuur

Op de Dag van de Architectuur verzamelen bezoekers zich bij het kantoor van AIR om deel te nemen aan de excursies. Door middel van afzetlint, tape en mondelinge instructies van de wachtrijbuddy

werden a-typische wachtsituaties gecreëerd.

De vraag daarbij was hoe bezoekers zouden reageren reageren op de markering; is er interactie met andere ‘bekende onbekenden’ in de wachtrij? Ontstaat er ander, onverwacht sociaal gedrag? Is er

sprake van sociale interactie en zo ja, waardoor wordt dit opgeroepen?

 

Locatie 1: Wachtrijmanagement bij AIR 

Met palen en afzetlint werd een lange, niet logische wachtrij gemarkeerd. Deze werd binnen in het kantoor van AIR doorgezet, tot aan de kassa waar de kaartjes verkocht werden. Deze interventie riep duidelijk verwondering en soms zelfs irritatie op bij de bezoekers. Dit leidde soms ook tot rebels

gedrag; mensen vroegen zich hardop af waarom ze zo om moesten lopen en piepten onder de linten door. Bezoekers kochten binnen in het kantoor een kaartje. Daarbij werd hun verteld buiten in het gemarkeerde vak te wachten totdat de excursie aan zou vangen. Deze instructie werd door de meeste mensen braaf opgevolgd. Normaal gesproken houden mensen afstand van elkaar om hun ‘personal space’ van ca. 1 mtr. rondom te kunnen handhaven. Hier was dit op een gegeven moment niet meer mogelijk aangezien het wachtvak heel compact was uitgevoerd. Behalve ‘normaal’ wachtgedrag zoals rondkijken, checken van de mobiele telefoon ontstond er ook sociaal contact in de vorm van gesprekjes tussen onbekenden, over het weer, de Dag van de Architectuur maar ook over het hoe en waarom van de interventie. De beschikbare zitplekken waren snel bezet, daarna stelden bezoekers zich zeer compact op waarbij ook geleund werd tegen inrichtingselementen zoals de ondergrondse vuilcontainers, ook al verspreidden deze een onaangename geur.

 

Conclusie:

Mensen zijn kennelijk meer gevoelig voor gesproken instructies dan voor markeringen e.d. Daarbij speelt in de laatste situatie (het wachtvak) wellicht ‘the fear of missing out’ een rol (“ik moet in de buurt blijven anders vertrekt de excursie zonder mij”). Verder valt op dat enige vorm van hinder – zoals een onaangename geur – kennelijk niet altijd een belemmering is voor verblijven in de publieke ruimte, zie ook opmerking na RdN.

 

Locatie 2: Stoelen bij de Fenixloodsen 

Bij de Fenixloodsen zijn ca. 30 eenvoudige houten stoelen opgesteld in een met tape gemarkeerd vak. In hoeverre nodigde deze opstelling uit tot spontaan gebruik en gedrag, en hoever gaat de creativiteit van de bezoekers en passanten? De aldus ontstane situaties zijn vastgelegd met behulp van foto’s en time-lapse video.

De stoelen opgesteld op de Rijnhavenbrug nodigen uit tot verblijven. Het uitzicht en kijken naar mensen spelen hier een belangrijke rol in. De ruimte tussen de Rijnbrug en de Fenixfoodfactory is een transitieruimte. Men is op weg naar de Foodfactory of naar de stad. De stoelen in verschillende opstellingen werden incidenteel gebruikt. De meeste tijd werden ze genegeerd of niet als zitmogelijkheid ervaren, eerder als versperring/object: het belemmerde de doorgang.

 

 

Route du Nord - opstelling 1 

Route du Nord

Tijdens Route du Nord in en om het Zomerhofkwartier onderzochten we op twee plekken hoe bezoekers van het festival en andere voorbijgangers reageerden op stoelen en banken op de stoep.

 

Speciaal voor dit publieksevenement ontwierpen we een serie van bijzondere banken en stoelen gebaseerd op de eenvoudige IKEA-stoel. We pasten deze aan zodat er een aantal modellen

ontstonden, waaronder een lounge-stoel en een bank van bijna 6 meter lang. In de ontwerpen hebben we rekening gehouden met de bevindingen van de installaties bij de Dag van de architectuur.

 

We stelden de banken op in verschillende constellaties. Dit waren: een opstelling waarbij de banken en stoelen de stoep niet blokkeerden, maar slechts uitnodigden tot gebruik; een opstelling waarbij de banken meer op het looppad stonden, maar bezoekers er goed omheen konden manoeuvreren, ook met meerdere personen; en tot slot een opstelling waarbij de stoelen en banken zodanig opgesteld waren dat het aandacht van de bezoekers vereiste om een weg te vinden.

 

Iedere opstelling leidde tot ander gedrag.

Vanuit de eerste ronde met experimenten tijdens de Dag van de Architectuur leerden we dat een belangrijke voorwaarde voor een prettige ruimte is dat mensen er kunnen verblijven. Onze

observatie van de onderzoekslocatie in de Zomerhofstraat was dat het een transitruimte was. Een plek waar auto en fiets (snelverkeer) domineerden. De onderzoeksvraag werd daarom: ‘in hoeverre kunnen passanten ‘vertraagd’ worden en daarmee verleid worden tot verblijven?’.

 

Opstelling 1: zo leidde de eerste opstelling ertoe dat er vrijwel geen gebruik was. Voorbijgangers gingen slechts een enkele keer zitten, maar vaak slechts voor korte duur.

 

Opstelling 2: de tweede opstelling leidde ertoe dat mensen zichtbaar meer aandacht moesten besteden aan de opstellingen. Het leidde er soms toe dat zij langer deden om dezelfde afstand af te leggen als bij de eerste opstelling. Dit was alleen het geval als mensen doelbewust stilstonden bij de stoelen, als zij er voor kozen om stil te staan (te wachten als het ware). We zagen bij deze opstelling overigens vaker dat mensen er voor kozen om te zitten, de stoelen en banken aan te raken en/of er uitgebreid naar te kijken.

 

Opstelling 3: bij de derde opstelling werd het moeilijker om in een keer door te lopen. Het leidde tot twee soorten gedrag. Ten eerste dat mensen vaker een alternatieve route zochten, bijvoorbeeld door de stoep te verlaten en via de rijweg hun route te vervolgen. Ten tweede dat het er vaker toe leidde dat mensen vertraagden, hun aandacht moesten verdelen tussen doorlopen en de objecten en dat het vaker leidde tot verblijfgedrag.

 

Route du Nord - opstelling 3 

bottom of page